Herentals - Sint-Waldetrudiskerk
Het liturgisch heiligdom:
het koor
Het hoofdaltaar
In 1633 is het hoofdaltaar alleszins toegewijd aan St.-Waldetrudis. Voor het eerst vernemen we iets over het meubel wanneer Emmanuel Verbuecken in 1642-‘43 een houten altaar construeert, dat pas 30 jaar later gemarmerd wordt. Dan wordt ook het “swerten” of schaduwschilderen achter het hoofdaltaar toegepast.
In 1652 wordt in deze kerk de broederschap van de H. Drieëenheid opgericht. Onder de leden zijn nogal wat geestelijken: zowel pastoors als norbertijnen van Tongerlo en ook norbertinessen van het Besloten Hof te Herentals. De ‘Broederschap van de Heilige Drievuldigheid tot Vrijkoop der Christene Slaven’, zoals haar volledige naam luidt, leunt aan bij de kloosterorde van de Trinitariërs, in het kielzog van de Kruistochten ca.1194 gesticht door Johannes van Matha. Hun embleem, een ‘vierkantig’ kruis met blauwe stam en rode dwarslat, staat op het schapulier van hun habijt. Hun hoofdideaal is een van de werken van barmhartigheid, nl. de (onterecht) gevangenen bevrijden; een soort Amnesty International avant la lettre, maar dan een die haar bevrijdingsmacht niet haalt uit morele druk, doch uit de kracht van het geld. De islamitische vijand ten oosten en ten zuiden van Europa maakte immers vele christenen tot gevangen dwangarbeiders. Te Antwerpen en elders in de Zuidelijke Nederlanden beijvert de broederschap zich met geldinzamelingsacties om zoveel mogelijk gevangen burgers vrij te kopen. Blijkbaar beschikt de broederschap van de H. Drievuldigheid niet over een eigen altaar om de eenvoudige reden dat bij haar oprichting midden 17de eeuw alle fatsoenlijke standplaatsen voor een altaar in de kerk al ingenomen waren. Mogelijk heeft zij voor haar eigen diensten een plaats weten te bemachtigen aan het hoofdaltaar. Alleszins staat zij einde 18de eeuw mee in voor de financiering (en het thema) van het nieuwe hoofdaltaar, de huidige blikvanger van het koor. Het monumentale meubel wordt in 1778 naar ontwerp van C. Kennis uitgevoerd door de Antwerpse beeldhouwer Anton Jozef Vasseur. Dit altaar van het laatbarokke type bestaat uit een zware architectonische zuilenconstructie en een luchtige bekroning met een toneelmatige, levensgrote beeldengroep, verdeeld over beide zones: de Heilige Drieëenheid met eronder een engel die twee slaven uit de boeien bevrijdt. Ca.1782 wordt het hoofdaltaar gemarmerd, maar de huidige polychromie en de marmering dateren van 1880.
Thans is dit hoog- of hoofdaltaar buiten gebruik tengevolge van de liturgische vernieuwingsbeweging van Vaticanum II, die de voorkeur geeft aan één tafelaltaar, goed zichtbaar voor de hele gemeenschap. Vandaar het nieuw altaar onder de toren, in de viering.
Het kruis in de top, dat triomfantelijk de wereldbol bekroont, vormt een mooi decoratief sluitstuk voor de grootse constructie. De brede guirlande van kleurig fruit, planten en bloemen waarop het rust, toont de overvloedige werking – wereldwijd – van het christelijk geloof.
De bekroning met de beeldengroep van de H. Drieëenheid is geïnspireerd door het hoogbarokke hoofdaltaar van de Antwerpse St.-Jacobskerk, een eeuw eerder uitgevoerd door Willem Kerrickx.
God wordt weergegeven als ‘heilige Drieëenheid’, d.w.z. in zijn drievoudige manier om in contact te komen met de mensen:
- als Schepper van al wat leeft en beweegt: God ‘de Vader’;
- historisch, als mens onder de mensen: ‘Jezus Christus’;
- als inspirerende kracht: de ‘heilige Geest’.
Wie – in christelijk perspectief – het échte portret van God wil kennen, moet de 3 ‘persoonsvormen’ van God samen nemen.
In de hemel troont de ‘Drie-ene’ God onder een baldakijn, bestaande uit 2 grote S-vormige voluten.
- De lange grijze baard van God de Vader wijst op de leeftijd als bron van levenservaring en symboliseert aldus de wijsheid. Als Heer van alle leven houdt Hij in de linkerhand een zware scepter. Bij God de Vader als Schepper van hemel en aarde horen wolken en een globe van het heelal. Omwille van de daarmee verbonden beeldspraak bij Jesaja: “De hemelen zijn Mijn troon en de aarde is Mijn voetbank” (Jes. 66:1-2), dient die (blauwe met sterren bezaaide) heelalglobe hetzij als voetbank, hetzij ook in de barok als armleuning voor God de Vader. Hier staat de blauwe globe heel diplomatisch tussen God de Vader en Zijn Zoon Jezus. Immers wanneer Stefanus net vóór zijn marteldood de ‘Drie-ene’ Godheid aanschouwt (Hand. 7:49) haalt hij letterlijk Jesaja’s citaat aan. Bijgevolg komt die globe evenzeer als eerbetuiging aan Jezus toe.
- Jezus zit – conform Stefanus’ citaat (Hand. 7:56) én de formulering van de geloofsbelijdenis “aan de rechterhand van God de Vader”. Als verrezen Heer die de dood definitief overwonnen heeft en ons zo “de poorten van de hemel” ontsloten heeft, houdt Hij het kruis zegevierend in de arm. Zijn ontbloot bovenlichaam met zijwonde (aan zijn rechterzijde) en de wonde in de linkerhand verbeelden zijn verheerlijkt lichaam na de verrijzenis. Wijst de rode kleur van de mantel op zijn liefdeskracht, dan alludeert het wapperen ervan eveneens op zijn bovennatuurlijke leven na de verrijzenis.
- De Heilige Geest is – traditioneel – afgebeeld als duif, getrouw de evangelies en vervolgens spitsvondig geïnterpreteerd door de kerkvaders. De duif, het enige gekende dier zonder zwarte gal, leek hen het best geschikt om het optimisme en het enthousiasme van Gods Geest – zonder tikkeltje zwartgalligheid – weer te geven. Vanuit de zinnebeeldige duif die geheel boven in de top te midden van wolken vliegt, gaat een geweldige inspiratie uit, verzinnebeeld door de ver uitwaaierende gouden stralenbundel die speels van achter alle architecturale onderdelen uitkomt.
Begeleid door de engel rechts die de bazuin steekt, houdt de engel links de tekstbanderol vast ter lezing: “Deo / soLI Unl / aC trIno / eXstrUCtUM” (Enkel voor de ene en drieëne God opgetrokken). Deze toewijding vormt tevens een chronogram voor het bouwjaar van het altaar: 1778.
De daadwerkelijke bevrijding van de gevangenen komt in beeld op het eigenlijke altaarretabel. Zoals zo vaak bij beroemde heiligen, kent de overlevering ook van Sint-Jan van Matha een visioen dat zijn voorname zorg in beeld brengt.
Een engel met op de borst het eigen kruis van deze broederschap spoort met zijn hemelwaartse rechterwijsvinger 2 geketende christen gevangenen aan hun vertrouwen op (de Drie-ene) God niet te laten varen… De engel heeft een lange ketting vast die leidt naar de handboeien van de 2 gevangenen, gehuld in een plunje. De gevangene, links, ziet eruit als een zeebonk, met een ruige baard en een doek rond het hoofd geknoopt. De rechtse die opkijkt naar de engel is een exotische figuur met een staartje op zijn kaal hoofd; zijn vest hangt los over de schouder.
Van de 3 levensgrote wit beschilderde houten beelden van St.-Ambrosius, St.-Waldetrudis en St.-Barbara, in beweeglijke barokstijl, hebben er 2, waaronder dat van Ambrosius, althans in de 19de eeuw, naast het huidige hoofdaltaar gestaan. Behoren zij misschien tot een ouder barok-altaar? Hun thematiek én meer nog hun omvang laat enkel (de wand van) het hoofdaltaar als standplaats toe.
De communiebanken
Aan weerszijden van het koor is het afsluithek tegelijkertijd opgevat als een communiebank. De zuiltjes dragen koperen platen waarop teksten die betrekking hebben op de eucharistie.
Noordelijke afsluiting
noordkant: “Ecce Panis Angelorum // Factus Cibus Viatorum // Non Mitendus Canibus”: (uit de hymne Lauda Sion; strofe 21: Zie het brood van de engelen is de spijs geworden van (ons, aardse) reizigers. Het is waarlijk het brood van de kinderen, dat niet voor de honden mag geworpen worden).
zuidkant: “Venite Ad Me Omnes Qui // Laborati Et Onerati Estis // Et Ego Reficiam Vos” (Mt. 11:28; “Kom allen tot Mij, jullie die belast en beladen bent” ).
Zuidelijke afsluiting
noordkant: “Adoro Te Devote Latens // Deitas Quae Sub His // Figuris Veere Latitas” (Hymne bij de Aanbidding Adoro Te; “Eerbiedig aanbid ik U, verborgen God, die onder deze gedaanten waarlijk tegenwoordig bent.” [Veere bevat 1 ‘e’ teveel]
zuidkant: “Bone Pastor Panis Vere // Jesu Nostri Miserere // Tu Nos Pasce Nos Tuere“ (uit de hymne Lauda Sion, strofe 23: “Goede Herder, waarachtig Brood, Jezus, ontferm U over ons, voed ons, bescherm ons.”)
De koperen panelen van de houten communiebank in art deco (1925) tonen van links naar rechts, in een vierkant met daarin een achthoek, op een rode achtergrond volgende eucharistische motieven:
- een bundel korenaren: de grondstof voor het hostiebrood.
- de pelikaan die zijn jongen voedt: symbool van Jezus’ offerbereidheid uit liefde om allen te redden.
- een kelk in een stralenkrans waarmee men de katholieke leer van Jezus’ reële aanwezigheid in de eucharistie illustreert: “het bloed van Christus”.
- de hostie met daarin “IHS” omgeven door een stralenkrans: “het lichaam van Christus”, eveneens om dezelfde leerstelling.
- een hert dat drinkt van een waterval: “Zoals het hert dat reikt naar stromend water, zo hunkert mijn ziel naar U, o God” (Ps. 42:2). (zie foto hiernaast)
- wijnranken met een druiventros: de grondstof voor de wijn.
Het vieringaltaar
In 1661-’64 wordt gewerkt aan een nieuw barokkoorgestoelte door schrijnwerker Jacobus Verbuecken en Joris Van Tendelo terwijl men voor het beeldsnijwerk een beroep doet op de Antwerpenaar Peter I Verbruggen.
Omdat van het kapittel al lang geen sprake meer was, kan men zich de vraag stellen voor wie de 20 zitstoelen bestemd waren. Geestelijken: priesters en diakens, hebben als dagelijkse plicht de ‘getijden’ te bidden. De meeste mensen – bovendien toen ongeletterd, kunnen daar geen tijd voor opbrengen en mogen erop rekenen dat de clerus dit in hun plaats doet. Het getijdengebed is dus geen persoonlijke devotie, maar een officiële opdracht die ze vervullen in naam van heel de kerkgemeenschap. Daarom wordt het getijdengebed dat in kloosters gezamenlijk gereciteerd wordt, ‘koorgebed’ of ‘officie’ (taak) genoemd. In feite gaat het om een taak die nog belangrijker is dan de dagelijkse mis. Bidden reguliere geestelijken en andere kloosterlingen dit getijdengebed elke dag gezamenlijk, de seculiere priesters bidden het enkele keren per dag individueel uit hun brevier (Lat. ‘brevis’-‘hora’; ‘korte uren’). In de 17de eeuw wil ook de parochiegeestelijkheid officiëren, d.i. het getijdengebed gezamenlijk bidden. Ook te Herentals komen pastoor, onderpastoors en kapelaans in het koorgestoelte dagelijks ‘s morgens en ‘s avonds plaatsnemen voor de lofprijzing van God. Ook koster, schoolmeester en de bonifanten kwamen hiervoor opdagen tot aan het Frans Revolutionair Bewind.
Door de afbraak van het koordoksaal ca. 1770 is het hoofdaltaar tot aan het Tweede Vaticaans Concilie meer toegankelijk voor de grote parochiediensten. In de regel zat de kerkraad rechts (epistel- of zuidkant), het stadsbestuur links (evangelie- of noordkant); ook gewone burgers konden een plaats huren in het gestoelte of op banken onderaan.
Bij een dergelijk groot gevaarte ligt het voor de hand dat de opdracht om een koorgestoelte te maken gegeven wordt aan gerenommeerde schrijnwerkers ter plaatse, in casu Jacobus Verbuecken en Joris van Tendelo, terwijl de bestelling van de gesculpteerde onderdelen geplaatst wordt bij een beeldsnijder als Peter I Verbruggen. Indachtig diens werk in Antwerpse kerken verbaast de fantasierijke uitwerking van onderdelen als kapitelen, zuilen en cartouches hier niet. Ook de engelenkopjes onder de armleuningen vertonen gevarieerde kapsels en twee dragen een helm met een gezichtsweergave. Verrassend ook hoe gestileerde maskers en andere barokke siermotieven opdagen, zoals fruitkorf en overvloedshoornen en de typische weinig realistische ‘dolfijnen’ op de uiteinden van de lessenaars.
15 van de 20 zitstoelen op de bovenrijen dragen boven de rugleuning het blazoen van de schenker. Overschilderd tijdens het Frans Revolutionair Bewind, worden deze wapenschilden in 1878 ‘ontdekt’ en herschilderd:
Noordzijde, vanaf het altaar: | ||
N1 N2 N3 N4 | / | |
N5 | de stad Herentals | de haagbeuk of hekelteer |
N6 | Petrus Knoops († 1661), kapelaan van het beneficie van St.-Petrus en Paulus en aldus rector van de bonifanten | St.-Pieter en St.-Paulus |
N7 | het eerbiedwaardig kapittel van Hoogstraten | de patroonheilige St.-Catharina |
N8 | Adrianus Bosch, pastoor-deken († 1671) | een naamweergave door 3 bomen |
N9 | Augustinus Wichmans, 43ste abt van Tongerlo (1644-1661) | een leeuw |
N10 | het edel en doorluchtig kapittel van Bergen | gekroond wapenschild en abdisstaf |
Zuidzijde, vanaf het altaar: | ||
Z1 | / | |
Z2 | Peter de Somer, rentmeester van Herentals en kerkmeester | |
Z3 | Jan Mundelaers, pastoor van Bouwel († 1709) | |
Z4 | Johannes Gheerincx, pastoor van Hemiksem († 1699) | kenspreuk “Spes mea Deus” (Mijn hoop is God) |
Z5 | Aegidius de Mesemacre, schout van Herentals († 1674) | |
Z6 | Matheus van der Biest, norbertijn van Tongerlo en proost van het Besloten Hof († 1667) | kenspreuk “Dulciter et fortiter” (zoet en krachtig) |
Z7 | de abdij van Tongerlo | kenspreuk “Veritas vincit” (de waarheid overwint) |
Z8 | Jacobus Hroznata Crils, abt van Tongerlo (1664-1695) | kenspreuk “Fundamenta ejus in montibus” (= Ps. 86,1: Door Hém op bergen gegrondvest; een naamweergave die alludeert op zijn geboortestreek Bergen-op-Zoom) |
Z9 | Servatius Vaes, abt van Averbode (1647-1698) | kenspreuk “Deus quid nimis” (God, wat nog meer) |
Z10 | Ambrosius Capello, 7de bisschop van Antwerpen (1654-1676) | kenspreuk “Omnia desuper” (Alle zegen komt van boven) |
Waarschijnlijk bestond er geen behoefte om zoals bij een kapittel een koorlezenaar en 2 cantorzetels te voorzien.
De koperen kroonluchter (ca. 1600), midden van het koor, bestaat uit 6 afhangende lichtarmen bekroond door een dubbelkoppige adelaar.
Het koordoksaal en het koorhekken
Aanvankelijk dient een koordoksaal als platform voor het koororgel terwijl er onder deze stenen koorwand 2 kleine altaren opgesteld stonden: aan de noordkant dat van St.-Jan de Doper en aan de zuidkant dat van St.-Niklaas, patroon van de meerseniers, alias kremers. Beide altaren worden afgebroken bij de voltooiing van het koorgestoelte in 1665 en vervangen door traliewerk.
Eens het huidige orgel aan de westwand iets na 1770 voltooid is, vindt men het koororgel overbodig en wordt het samen met het koordoksaal afgebroken en vervangen door de huidige rococo-koorafsluiting.
De glasramen: de apostelen
Wanneer Jezus in de hemel wordt voorgesteld, dan vormen de apostelen zijn hofhouding. Zeker in de hemelse liturgie staan zij als eersten in de rij om hun Heer eer te betuigen. Die idee krijgt gestalte in het koor van middeleeuwse kerken, vaak in beelden tegen de zuilen. Een andere middeleeuwse traditie wil dat de apostelen, die verantwoordelijk worden geacht voor de 12 artikelen van de geloofs-belijdenis, vaak op de zuilen van de middenbeuk worden voorgesteld met het respectieve geloofs-artikel. In de Sint-Waldetrudiskerk heeft men beide tradities met elkaar gecombineerd in de 6 gekleurde glasramen van het koor.
Alle 12 apostelen zijn traditioneel blootsvoets – aldus Jezus’ raadgeving bij hun zending als geloofsverkondigers: “Verwerft u geen goud…, geen reiszak, … geen schoeisel of stok” (Mt. 10:10), waar Paulus verder poëtisch op ingaat: “Hoe schoon zijn de voeten van hen, die de blijde boodschap van vrede, de blijde boodschap van het goede brengen” (Rom. 10:15). Naast dit algemene kenmerk zijn de apostelen individueel identificeerbaar aan een attribuut, vaak hun marteltuig.
De reeks vat aan met Petrus op de noordwand, iconografisch rechts van het altaar. De serie loopt westwaarts om dan met de 7de apostel verder te gaan op de zuidwand, opnieuw vanaf het altaar. In de katholieke traditie, meer bepaald in de 1ste canon van de mis, is een vaste ordening van de apostelen ontstaan waarbij de latere apostel Paulus omwille van zijn belang de voorkeur geniet op de apostel Matthias, die nochtans officieel de 12de apostel is ter vervanging van Judas Iskariot. Hier zijn echter Paulus én Matthias afgebeeld, zij het dat deze laatste met ‘Matteüs’ wordt aangeduid. Logischerwijze moet dan een andere apostel zijn plaats hebben afgestaan. Het probleem wordt nog ingewikkelder wanneer men vaststelt dat Thomas 2 x afgebeeld staat, zowel met zijn naam als met een attribuut!
Jacobus de Mindere, zoon van Kleofas, tevens de eerste bisschop van Jeruzalem, is de 7de in de rij van de apostelen, met een grote knots of vollersstok/stang van de marteldood. Door de doublure van Thomas krijgt hij hier geen plaats toebedeeld! Evenmin wordt de apostel-evangelist Matteüs, die wel met name wordt genoemd, uitgebeeld.
Ook de tekst van de geloofsbelijdenis is problematisch. Een geloofsartikel wordt herhaald; de volgorde van de artikelen is soms foutief omgewisseld en niet alle artikels staan bij hun vermeende apostel-auteur. De tekst zelf is die van de officiële ‘apostolische geloofsbelijdenis’ en vertoont dus kleine varianten t.o.v. het gekende credo van de mis (erachter tussen haken geplaatst).
Noordwand (N), vanaf het hoofdaltaar: | |||
N1 | Petrus: draagt in de linkerhand 2 grote sleutels: de sleutels van het rijk der hemelen die hij – figuurlijk – van Jezus ontvangt (Mt. 16:19): “Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn”. Het verschil van kleur: goud en zilver staat dan respectievelijk voor de sleutelmacht in de hemel en op de aarde. In de rechterhand houdt hij een gesloten boek: het evangelie dat hij uitdraagt. | ||
“Sanctus Petrus” | |||
“Credo in Deum Patrem | (Credo in unum Deum, Patrem) | ||
omnipot. creat. / celi et terre” | (omnipotentem, Creatorem caeli et terrae) | ||
N2 | Paulus: kaal en lange baard; hij houdt met beide handen het handvat van het (lange) zwaard van zijn marteldood opwaarts tegen zich. | ||
“Paulus Sanctus” | |||
“Et in Jhm Xpm filium | (Et in Jesum Christum, Filium) | Griekse hoofdletter ‘h’ = y; ‘x’ = ch; ‘p’= r | |
ejus unicum dom nostm” | (eius unicum, Dominum nostrum,) | ||
N3 | Andreas: houdt met de rechterhand het grote X-vormig sint-andrieskruis van zijn marteldood (achter de rug) vast. Hij blikt hemelwaarts ten teken van zijn hunker naar de hemel (i.p.v. nog gered te willen worden). | ||
“Sanctus.Andreas” | |||
“Qui cocepts est de sprt | (qui conceptus est de Spiritu) | ||
sco nat ex maria virg” | (Sancto, natus ex Maria virgine,) | ||
N4 | Jacobus Maior heeft als patroonheilige van de pelgrims een wandelstok (met lang metalen punteinde) met kalebas. Een geknoopt touw op de borst houdt de hoed op de rug. Er staan 2 sint-jacobsschelpen op de schoudermantel (pelerine), het uiteinde van de lederen riem hangt los uit de gesp. | ||
“Sanctus Jacobus” | |||
“Pass sub ptio pilato | (passus sub Pontio Pilato,) | ||
crucifs mort & sept” | (crucifixus, mortuus, et sepultus,) | ||
N5 | Johannes: baardloos, helrode mantel, groen kleed, in beide handen een gouden kelk waaruit een lichtgroene slang (met 2 uiteinden) tevoorschijn komt: dit laatste alludeert op een vergiftigingspoging. Zijn blik gaat zijwaarts, niet – zoals vaak – hemelwaarts. | ||
“Sanctus Johannes” | |||
“Ascendit ad caelos | (ascendit ad caelos) | tekst hoort bij Thomas, N6! | |
sedet a dexste patris” | (sedet ad dexteram Dei Patris omnipotentis) | ||
N6 | Thomas: als kerkenbouwer met een houten winkelhaak en met de speer van de marteldood [herhaald in Z9 !] | ||
“Sanctus Thomas” | |||
“Descdit ad inf tertia | (descendit ad infernos, tertia) | tekst hoort bij Johannes, N5! | |
die resrxit a mortuis” | (die resurrexit a mortuis) | ||
Zuidkant (Z), vanaf het hoofdaltaar | |||
Z7 | Filippus: met een lange kruisstaf | ||
“Sanctus Philippus” | |||
“Ascend ad caels sedet | (ascendit ad caelos, sedet) | ||
ad dextm Dei Patris omni” | (ad dexteram Dei Patris omnipotentis,) | ||
Z8 | Bartholomeus: leest in een open boek dat hij in de rechterhand draagt, samen met het grote mes van zijn marteldood. Met de linkerhand houdt hij het boek open. Hij wordt vereenzelvigd met Natanaël die altijd samen met Filippus wordt vermeld. | ||
“Sanctus Bartholomaeus” | |||
“in. De venturus est Ju- | (Inde venturus est) | moet zijn: ”inde | |
dicare Vivos et Mortuos. | (iudicare vivos et mortuos) | ||
Z9 | Thomas [herhaling van N6 !] met de steen (van de kerkenbouw) in de rechterhand, de speer van de marteldood in de linker-. | ||
“Sanctus.Thomas” | |||
“Credo in Spir Sanct | (Credo in Spiritum Sanctum,) | ||
Sanctam Eccles catholic” | (sanctam ecclesiam catholicam,) | ||
Z10 | Mattias met de bijl; kaal, lange baard; hij houdt de bijl met beide handen recht op de grond. | ||
“Sanctus Matteüs” | hier hoort inderdaad Matteüs te staan, maar de afgebeelde is ongetwijfeld Mattias | ||
“inde venturus est judi- | (inde venturus est judi-) | = herhaling van Z8a | |
Anthonis M.D.G. | Anthonis M.D.G. | ??; raadselachtig | |
Z11 | Simon: draagt de zaag met beide handen, het bovenste deel rust op de schouder. | ||
“Sanctus Simon” | |||
Carnis resurrectione | (carnis resurrectionenem et) | tekst hoort bij Thaddeus, Z12! | |
vitam aeternam. Amen.” | (vitam aeternam. Amen.”) | ||
Z12 | Thaddeus: met de knots waarmee hij doodgeknuppeld werd. Zijn rechterhand ligt deemoedig op de borst. | ||
“Sanctus.Thadeus” | |||
“Sanctorum.communio | (sanctorum.communionem,) | tekst hoort bij Simon,Z11! | |
remissionem.peccatorum. Amen.” | (remissionem peccatorum. Amen.) |
- Beschrijving Sint-Waldetrudis